Skip to main content

Dat ook de wereld van de filmfestivals met horten en stoten opengaat, werd goed zichtbaar tijdens de 74ste Berlinale, die van 10 t/m 17 februari plaatsvond. De Berlinale is altijd een mix van festival (toegankelijk voor publiek en professionals) en markt (alleen voor professionals, met veel werk dat nog een wereldpremière moet krijgen). In januari kwam het bericht dat de markt helemaal online zou zijn, maar het festival fysiek. Net als veel collega’s namen we de trein en eenmaal in het Berlijnse festivalhart leek veel bij het oude: de rode lopers, de alomtegenwoordige festivalbeer en een vol programma.

Natuurlijk was dat niet zo: de capaciteit was overal beperkt tot 50%, er werd streng gecheckt op 3G en FFP2 mondkapjes. Het Duitse publiek leek er overigens geen moeite mee te hebben.

Het grootste verschil was echter de enorme rust door de afwezigheid van het marktprogramma, waardoor maar een fractie van de professionals in Berlijn was. Doorgaans bomvolle straten, koffiebars en bioscoopfoyers bleven nu akelig leeg en bijpraten met internationale collega’s was maar mondjesmaat mogelijk.

Maar we zagen de hele dag films op groot doek in een echt filmzaal en dat is al een feest op zich, in deze bijna-post-coronatijden. Met nieuw werk van Peter Strickland, Quentin Dupieux, Dario Argento en een aantal minder bekende maar aantrekkelijk klinkende titels waren de dagen uitstekend gevuld. Het is pas februari en over mogelijke selectie voor Imagine is nog weinig te zeggen. Maar het begin is er en de manier waarop geeft moed.

 

Chris Oosterom

[dt_media_gallery_carousel image_sizing=”proportional” image_border_radius=”0px” project_icon_border_width=”0px” arrow_bg_width=”36x” arrow_border_width=”0px” r_arrow_icon_paddings=”0px 0px 0px 0px” r_arrow_v_offset=”0px” l_arrow_icon_paddings=”0px 0px 0px 0px” l_arrow_v_offset=”0px” include=”9146,9148,9150,9152,9154,9156″]