Komende week begint het filmfestival van Cannes met alweer de 76ste editie.
Imagine gaat met een flinke delegatie naar de Côte d’Azur, maar waarom eigenlijk? Is Cannes niet vooral een festival van rode lopers, dure jurken en veel arthouse regisseurs op leeftijd? Nou, dat is Cannes zeker, maar er gebeurt veel meer dan dat.
Cannes is niet het oudste of grootste filmfestival, maar nog altijd wel het belangrijkste. De wereldwijde filmindustrie en een leger aan journalisten strijkt er neer, geen plek zo goed om iedereen te zien en te spreken. Pech voor de reguliere filmliefhebber: Cannes is geen publieksfestival, er zijn geen kaarten te koop. Professionals en pers kunnen kaarten wel reserveren, of voor een film in de rij staan. Daarmee is het festival een echte bubble, waar films en makers op een schild worden gehesen of genadeloos worden afgebrand.
In de loop van de jaren is Cannes genre-vriendelijker geworden. De Midnight screenings zijn nog steeds dé plek voor met name actiefilms, maar sci-fi, horror en anime halen met regelmaat het hoofdprogramma. In 2021 sleepte Titane zelfs de Gouden Palm in de wacht.
Minstens zo belangrijk als het festivalprogramma is de Markt. Daar worden, meestal in kleine zaaltjes, nieuwe films vertoond die nog wachten op een premièreplek op een festival later in het jaar. Daar wordt veel genre vertoond en daar zien we films die pas later in het jaar opduiken. We weten meestal niet wat we moeten verwachten en de kwaliteit loopt uiteen van flink doorbijten tot een opwindende verrassing.
In dat veld, slalommend van officiële vertoningen in grote, prestigieuze zalen naar bedompte marktzaaltjes, happen we elk 50 à 60 films weg. Maar een heel klein deel haalt de longlist van Imagine. Waarover meer in een volgend blog. Morgen: waar kijken we naar uit dit jaar?
Chris Oosterom